(Niet voor gevoelige lezers)
Een muis vond een toegang tot het huis. De kat zag haar het eerst. De vrouw hoorde het geroffel en de onrust van de kat. In de badkamer, achter een kastje, schuilde de muis voor de klauwende poot van de kat. Die kon er niet bij, de vrouw wel, maar ze durfde de muis niet met de blote hand te grijpen. Lang geleden was ze al een keer gebeten door een muis en ze vroeg zich af of muizenbeten giftig waren, en of ze bereid was zich opnieuw te laten bijten om de muis te redden van de kat. Daar zaten ze, de muis achter het kastje, de kat ervoor, de vrouw op haar knieën op de koude vloer. Er kwam een bezem bij te pas. De muis maakte een sprongetje en schoot de woonkamer in. Nu miauwde de kat klaaglijk bij de boekenkast, de vrouw lag op haar buik voor de sofa en de muis hield zich stil. Toen wilde de vrouw gaan slapen en ze zette de opgewonden kat buiten. De muis bleef stil. Een tijdje toch. Rond vier uur hoorde de vrouw gescharrel in de woonkamer. Ze stond op en ging kijken, het kwam van de papiermand. Ze bracht de mand naar buiten, liet de kat weer binnen en ging terug naar bed. De kat kwam op haar liggen, begon genoeglijk te dabben en dacht al lang niet meer aan de muis. De vrouw wel. Om halfzes, toen het licht werd, stond ze op. Voorzichtig, om de kat niet te wekken, duwde ze de klink van de keukendeur omlaag en ging op blote voeten naar buiten. In de mand zat enkel nog papier. Wat verder stond een emmer water. Daarin dreef ze, de snuit in de diepte, de staart omhoog.