
Villefranche
langs mijn kant zijn de ramen vuil
schijnt de zon in mijn ogen
er is geen andere plaats meer vrij
het spoor is smal
de bergen hoog
de ravijnen diep
de hellingen groen
en daartussen oranje bomen
de huizen hebben leistenen daken
en daar beneden, ver beneden
rijden autootjes
over meanderende wegen
de mensen ruiken nergens naar
ze glimmen
de nekken, schouders, armen rood
de meesten dik en ik
neem me weer eens voor
om nietiger te worden
mijn knieën raken de knieën
van een man die ik niet ken
en niet zal leren kennen
tijdens deze reis
de rit is lang, te lang
zegt hij
de tijd is slepend, nauw en warm hierbinnen
groot en breed daarbuiten
de lucht is wind
door het raam schijnt de zon
nog steeds in mijn ogen
om de tijd te sussen
vertellen mensen
dingen die we weten
ze drinken zuinig, eten niet
ze wachten en ze hopen
dat iemand afstapt
in Serdinya of Joncet
Olette
snelle, krommende wegen
met lege picknicktafels
geterrasseerde hellingen
ijzeren torens
zwarte kabels zonder vogels
nog twee uur en achtendertig minuten
de trein klimt
de tijd sleept
erachteraan
stenen muren ondersteunen de bergen
Fontpedrouse
de mensen dragen effen t-shirts
of bedrukte bloesjes en jurken
niemand stapt af
er stappen twee mensen op
iedereen vindt het hondje lief
de man aan de overkant tussen
wiens knieën de mijne gekneld zitten
zucht dat het warm is
hij kijkt naar mijn schrift
mijn hand en mijn potlood
en de andere kant op
als ik opkijk
en glimlach
muren met gewelven
door mensenhanden gebouwd
dieren bouwen geen muren
leggen geen wegen aan
lopend leggen ze
paden aan
de tijd is slepend
ik wou dat je hier was
en dat ik je alles kon vertellen
dat ik kon zeggen
kijk, die paarsroze bloemen
dat is wilde marjolein
kijk, de acacia’s, de dennen
het lijkt wel een bonsaibos
kijk, de netten tegen de wanden
de dennen als kaarsjes tegen de hellingen geplakt
als het maar niet gaat branden
de toppen van de bergen zo dichtbij
de schaduw van de wolken
op het groen op het grijs
kijk, de brug die we niet kunnen zien
omdat we er zelf over rijden
kijk, de ontblote dennen
grote tandenstokers
als het maar niet gaat branden
als het maar niet gaat branden
de trein sleept ons door het gebergte
kijk, de witte bast van berken
de omgevallen, omgewaaide,
doodgebliksemde bomen
de trein rijdt zo traag dat we de namen
van bloemen kunnen noemen
voor ze uit het zicht verdwenen zijn
sintjanskruid
salomonszegel
immortelle
Mont Louis
er stappen drie mensen en een hond uit
daarna willen er twaalf
naar een plaats in een open compartiment
(de wind door de haren, hoeden gaan vliegen
nek en schouders en neuzen verbrand)
de weiden
nu komen de weiden
hier lopen de gelukkigste paarden
wachthuisjes langs het spoor
bewoond door zomergasten
rijke huizen met aflopende daken
houten luiken aan de ramen
gesloten
nieuwe huizen met dorre tuinen
holtes, inkepingen
littekens
onbehaarde plekken
in de baarden van de bergen
nog zes haltes
nog zes mensen in de wagen
als je door het raam hangt kun je
de achterkant van de trein zien
zwaaien naar mensen in auto’s
in de kruisende trein, op balkons
terrassen en in tuinen
na tien keer doe je mee
Saillagousse
altitude 1302,39 m
hier is nu daarboven
en hier is de tijd
eindelijk slepend
groot en breed
rijen nooit geknotte wilgen
omgevallen omheiningen
zwaaien naar mensen
een man en een vrouw
en een hond die ik niet ken
een meisje in short
filmt de trein met mij erop
zwaaiend
Err
eindelijk alleen in de wagen
in vierkanten versneden weiden
borstelige bodems
schuren en silo’s
houtzagerijen
geelgeverfde bijenkasten
bomen met hangende peulen
gesneuvelde stronken
geknotte tronken
hooibalen in zwart plastiek
reuzenkeutels in bleke weiden
Sainte Leocadie
magere koeien bij kortgegraasd gras
aan de overweg toeterende auto’s
een meisje neemt een foto van de trein
met mij aan het raam
Bourg Madame
de trein vertraagt
mijn haar is nat
het water op
mijn lippen plakken aan elkaar
en net voor hij tot stilstand komt
weet ik het weer
die keer dat we kussend
waren ingeslapen
we aan elkaar vergroeid
verwonderd wakker werden
hoe voorzichtig, velletje na velletje
onze lippen losgeraakten
te laat
onze cellen hadden zich
vermengd
Puigcerda
een kamer voor een nacht
dubbelbed
geboekt, betaald
en ja, het klopt, meneer
ik ben alleen
zij is niet meegekomen