Shanidar Z

sinds ik jou zag vind ik speerpunten
en artefacten op mijn weg

geschiedenis ligt hier voor het rapen
waar ik kom ben jij geweest

je slaat een steen tot mes
ik vind er een met kartelranden

ik voel je vingers, het scheuren
van je nagels, het bloed over je handen

ik boots je na en word jouw landschap
ingezogen, hoe denk je zonder zinnen

is denken dan als dromen
denk je dan in beeld en klank

wie kwam na jou en bedacht woorden
wie kwam daarna en vond een woord voor taal

(Shanidar Z leefde 75.000 jaar geleden)

Ervaringspak

Trek Agnes aan, Agnes zal je leren
hoe het voelt: zand in je gewrichten

ongevraagd gewicht, hinderend volume
kleren knellen, knieën zwellen

hoe alles slecht te lezen, zwak te onderscheiden
je hoort nog wel maar weet niet zeker wat

je armen trillen, polsen knikken
losse vingers, je reikt te ver, valt om

wat Agnes je nog niet leren kan:

dat eten zoutloos smaakt
en niets meer ruikt zoals je dacht

het haperend geheugen, het koppig spiegelbeeld
dat angstwekkend snel, verbazend onestetisch wordt

daar wordt aan gewerkt en ook aan hoe het voelt
om -wegens hoogmatuur- nutteloos bevonden

aan de kant te staan

Gezelschap

zo zeker dat de zon opkomt
zo zeker weet ik dat je naast me zit
hier aan het raam – ik zet het op een kier
zodat we het briesje voelen
het schrapen van de keeltjes horen
het aarzelend inzetten van het liedje van de dag

Haat gaat

gekleed in gestreken short
draagt gele strandtas en sandalen

wandelt graag, in het donker
blauwe water

zwemt haat
tussen vissen en benen

knielt in de zon in het zand
raapt schelpen

in de groene zwemcabine
kleedt haat zich om

slaat gekleed en geschoeid
een schuin praatje met vissers

geeft een rondje in de luide bar
van het hotel op de dijk

slaat vannacht iemand
de tanden uit de mond

(Naar Max Beckmann, Baders met groene kleedcabine en schippers met rode broek, geschilderd in 1934, en Rutger Kopland, Haat gaat gekleed als vreedzame mensen, III)

Langswaar je terug kan komen

ik ruik tabak in je trui, mag je daar roken
je weet toch wel waaraan je

je van Bommels heb je aan
die was ik vergeten

na de uitvaart heb ik ze ingegraven
had je koude voeten daar beneden

laatst zag ik je dansen met mijn jongere ik
jij in je bleke zomerpak, zij in een jurk met vissen

op een scherm zo groot dat ik er bijna in kon stappen
je bij je arm eruit had kunnen sleuren

is er echt geen mogelijkheid, een deur, een poort
een ladder

(Dit gedicht bleef in de Zeef van deze maand.)